De Rekenhulp

Basisinkomen maakt alles veel simpeler (uit: Trouw, 5 december 2019)

Vervang het stelsel van toeslagen, aftrek en uitkeringen door een basisinkomen, bepleit Sytze de Boer.

De president van De Nederlandsche Bank vindt het Nederlandse belastingstelsel te complex. Hypotheekrenteaftrek en belastingvrij sparen voor pensioenen verstoren de economie. Daar zit wat in. Sterker nog: het geheel van onze wetten en regels op financieel-economisch terrein kan simpeler. De overheid corrigeert de marktwerking, omdat anders de economisch zwakkeren niet overleven. Ze doet dat via onder andere de AOW, de bijstand en uitkeringen bij werkloosheid en arbeidsongeschiktheid. Dat is een groot goed, maar daar staan wel nadelen tegenover. Werknemers zijn verplicht om voor pensioen te sparen. Ontvangers van een uitkering hebben sollicitatieplicht. Ons belastingstelsel is complex en kent veel vrijstellingen. Om het geheel compleet te maken, zijn vijf miljoen huishoudens aangewezen op toeslagen. Het gevolg is een uitgebreide bureaucratie, waar lang niet alle burgers de weg kennen. Dat complexe geheel van wetten en regels is desastreus voor de creativiteit in de samenleving. Veel mensen willen graag een bedrijf beginnen, maar zien op tegen het oerwoud van regels. Of willen een zieke buur helpen, maar schrikken terug voor mogelijke (financiële) consequenties. Goede bedoelingen stikken in de brij van regels. Dat kan anders. Een onvoorwaardelijk basisinkomen voor iedereen vanaf achttien jaar zou het stelsel een stuk eenvoudiger maken. Maak de hoogte van het basisinkomen gelijk aan die van een AOW-uitkering, en de AOW-leeftijd kan met pensioen. Schrap de verplichting om te sparen voor pensioen, en de pensioenleeftijd is eveneens verleden tijd. De pensioenpremie die werkgevers nu overmaken naar de pensioenfondsen, gaat rechtstreeks naar de werknemer en wordt belast. Werknemers bepalen dan zelf of ze sparen voor pensioen, vanuit het netto inkomen. De vrijstelling in box 3 van het opgebouwde pensioenvermogen vervalt. Daarvoor in de plaats komt een vrijstelling die is afgestemd op de opbouw van een bescheiden aanvullend pensioen. Een vrijstelling die meebeweegt met de leeftijd van de belastingplichtige. De AOW gaat op in het basisinkomen en alle overige uitkeringen, de toeslagen en de sollicitatieplicht vervallen. Door het belasten van de pensioenpremie en het schrappen van toeslagen, ontstaat ruimte voor een verhoging van het basisinkomen met zo’n 200 euro per maand. Minder geld rondpompen In plaats van de heffingskortingen in de belastingen komt er een heffingsvrije voet die gelijk is aan de hoogte van het basisinkomen. Mensen die alleen een basisinkomen hebben, betalen daardoor geen inkomstenbelasting meer. Het basisinkomen kan zo netto worden uitgekeerd, wat leidt tot minder rondpompen van geld.

Boven de heffingsvrije voet volstaat een uniform tarief. Werkenden weten meteen hoeveel ze netto overhouden van hun loon. Hoe hoog dat tarief moet zijn, is nog de vraag. De overheid bespaart op een groot aantal terreinen. De bureaucratie wordt aanzienlijk kleiner. Andere uitkeringen en toeslagen vervallen. Al die besparingen worden ingezet voor de financiering van het basisinkomen. Naast die besparingen zal er echter ook een redelijk hoog belastingtarief in de inkomstenbelasting nodig zijn om het basisinkomen te financieren. De grote vraag is hoeveel mensen gaan werken naast het basisinkomen. Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat het overgrote deel van de werkenden zal blijven werken. Verder mogen we verwachten dat door het wegvallen van een verstikkende bureaucratie de creativiteit in de samenleving juist wordt gestimuleerd. Daardoor kunnen hopelijk veel mensen die nu aan de kant staan, een meer zinvolle bijdrage leveren aan onze samenleving.

 

 

OPINIE (Uit: Trouw, 3 december 2018)

Neem het pensioenstelsel echt op de schop en laat werknemers vrij in hun keuze bij pensioenopbouw, stelt onafhankelijk financieel adviseur Sytze de Boer.

De onderhandelingen over herziening van het nieuw pensioenstelsel zijn mislukt. Overleg hierover is altijd al moeizaam geweest. Er staat ook veel op het spel, financieel en de inrichting van ons werkzame leven.

De posities van de betrokken partijen zijn voorspelbaar. Vakbonden willen collectieve regelingen met solidariteit en gegarandeerde uitkeringen. Werkgevers willen niet eenzijdig de risico’s van tegenvallende beleggingsresultaten dragen. En de overheid wil rust op de arbeidsmarkt. En de werknemers? Veelgehoorde klachten zijn: we zijn verplicht om mee te doen, we zitten vast aan één pensioenfonds, we kunnen niet aan ‘ons’ geld komen, en we weten niet of ons pensioen welvaarts- of waardevast zal zijn.

Ons pensioenstelsel levert nu bizarre solidariteit op: arm is verplicht solidair met rijk

In de onderhandelingen staan twee essentiële onderdelen van het stelsel niet ter discussie, namelijk het verplichte karakter van pensioensparen en de omkeerregel. En dat is jammer. Die omkeerregel zorgt ervoor dat de premie die wordt gestort bij pensioenfondsen, niet wordt belast. Pas als het pensioen wordt uitgekeerd, heft de overheid belasting. Bovendien wordt het vermogen in het pensioenfonds gedurende de looptijd niet belast in box 3, zoals bij ‘gewoon’ sparen en beleggen. De overheid kan ervoor kiezen om deze regel af te schaffen. Dus de pensioenpremie belasten bij storting, en het gevormde vermogen belasten in box 3. Uit de Miljoenennota 2019 blijkt dat dit de overheid in 2018 dan 14 miljard euro meer belastinginkomsten zou kunnen opleveren.

Eigenlijk gunt de omkeerregel werknemers een belastingvoordeel van 14 miljard euro. Maar wie profiteren daar vooral van? Dat de uitkering wordt belast en niet de premie, is vooral gunstig voor werknemers met hogere inkomens. Bij hen is het verschil tussen het belastingtarief voor en na pensionering het grootst. Dat het vermogen niet wordt belast, komt eveneens vooral ten goede aan de hogere inkomens: voor hen is immers het meeste pensioenvermogen gespaard. En dan hebben grootverdieners gemiddeld ook nog een aanzienlijk hogere levensverwachting dan lager betaalden. Ons huidige pensioenstelsel levert daardoor wel een heel bizarre solidariteit op: arm is (verplicht) solidair met rijk.

Maak een einde aan de omkeerregel

Mijn advies aan de onderhandelaars is daarom: maak een einde aan de omkeerregel, en aan de verplichting om voor pensioen te sparen. De overheid bespaart daarmee vele miljarden, en kan deze teruggeven via lagere belastingtarieven. Dat biedt kansen om de in de afgelopen decennia toegenomen inkomens- en vermogensongelijkheid in Nederland tegen te gaan. Werknemers zijn dan bovendien vrij in het kiezen van hun eigen pensioenleeftijd.

Via een andere weg kan de overheid werknemers toch aanmoedigen om te sparen voor de oude dag. Bijvoorbeeld door het vrijgestelde vermogen in box 3 leeftijdsafhankelijk te maken, en volledig af te stemmen op de vorming van een wenselijk geacht pensioenvermogen. Laat die vrijstelling oplopen tot een wenselijk geachte pensioenleeftijd, en daarna teruglopen als het pensioen tot uitkering komt. Daarmee wordt pensioensparen aangemoedigd, tot een wenselijk geacht niveau. Willen werknemers meer sparen, dan mag dat uiteraard. Maar dat wordt dan wel belast.

Sparen werknemers in die situatie nog genoeg voor hun pensioen, hoor ik u vragen? En wat gebeurt er met de pensioenfondsen? Maar werknemers zijn over het algemeen voldoende doordrongen van de wenselijkheid van pensioenopbouw. En pensioenfondsen kunnen gewoon blijven bestaan, als werknemers hun premies aan hen toevertrouwen. Maar net als zelfstandig ondernemers verdienen zij de vrijheid om van aanvullende pensioenopbouw af te zien. We hebben immers de AOW.

 

Pensioenfondsen kunnen de energietransitie financieren (uit: Trouw, 27 september 2018)

 

Toen ik nog in Amsterdam werkte, liep ik tussen de middag wel eens in het Sarphatipark. Op een hek had iemand daar gekalkt: “Laat de rijken het gas betalen”. Dat was in de jaren tachtig van de vorige eeuw, toen er nog veel aardgas uit Groningen was te halen. De verdeling van de kosten stond toen blijkbaar al ter discussie.

Inmiddels is er heel wat gas onder Groningen vandaan gehaald, met alle negatieve gevolgen van dien. Het kabinet heeft besloten dat de aardgaswinning in Groningen uiterlijk in 2030 stopt. We staan voor een grote energietransitie: alle huizen van het gas, energie moet duurzaam worden opgewekt. De vraag is: wie gaat de kosten van die energietransitie betalen?

Energieneutraal maken zal bij het ene huis meer kosten dan bij het andere. Een ruwe schatting gaat uit van ca. € 50.000 kosten per woning. In Nederland staan ca. 7,8 miljoen woningen, dat betekent een kostenpost van € 390 miljard. Dat is ongeveer de helft van ons bruto binnenlands product, oftewel het inkomen dat we in Nederland samen verdienen.

De Nederlandse pensioenfondsen beheerden eind vorig jaar een vermogen van ruim € 1.300 miljard. Stel nu eens dat de pensioenfondsen de kosten zouden voorschieten van het energieneutraal maken van alle Nederlandse woningen. Ieder huishouden in Nederland heeft dan een schuld aan de pensioenfondsen van gemiddeld € 50.000. Stel nu eens dat daarmee ieder huishouden geen maandelijkse energiekosten meer heeft. Dat betekent dat er geen kosten meer zijn voor energietransport en de overheid geen energiebelasting meer heft. Als de pensioenfondsen een jaarlijkse rente van 3,5% over de schuld in rekening brengen, dan betaalt een gemiddeld huishouden € 1.750 per jaar aan de pensioenfondsen. Dat is ongeveer evenveel als de gemiddelde energierekening per huishouden op dit moment.

Voorfinanciering door pensioenfondsen kan huishoudens veel flexibiliteit geven als het gaat om betaling van energiekosten. Een huishouden met genoeg vermogen kan besluiten de schuld ineens af te lossen, en heeft daarmee geen energiekosten meer. Andere huishoudens kunnen besluiten de schuld geleidelijk af te lossen. En huishoudens die krap zitten of niet willen aflossen, kunnen de schuld laten staan. Aan het einde van het liedje zijn alle woningen in Nederland energieneutraal gemaakt, en zijn huishoudens gemiddeld niet meer aan energiekosten kwijt dan op dit moment.

Uiteraard ligt de werkelijkheid ook hier niet zo eenvoudig als het lijkt. Zo’n financieel neutrale transitie is alleen mogelijk als de overheid geen belasting meer heft over aardgas en elektriciteit. Aan de andere kant is een heffing op energieverbruik op dit moment deels bedoeld om de negatieve (milieu-)effecten van het gebruik van fossiele brandstoffen tegen te gaan. In die zin is een belasting op energieverbruik niet meer nodig, als we alleen nog gebruik maken van duurzaam opgewekte energie. Bovendien kan de overheid zich met heffingen gaan richten op het nog resterende gebruik van fossiele brandstoffen, zoals een belasting op het gebruik van kerosine door vliegtuigen.

Overigens is het niet per se nodig dat pensioenfondsen de financiering van de energietransitie voor hun rekening nemen. Omdat het gaat om een potentieel rendabele investering, zou iedere investeerder een dergelijke financiering kunnen aanbieden. Waar het om gaat is dat bij energietransitie de financiële kant niet een onneembare horde hoeft te zijn.

 

Geen antwoord op robotisering (uit: Leeuwarder Courant, 14 maart 2018)

Het gaat goed met de Nederlandse economie. Ouderwetse groeicijfers, een recordaantal banen. En toch: er wringt iets. We zijn bang voor de robot: wel 60 procent van alle banen kan te maken krijgen met gedeeltelijke robotisering en automatisering. Daarnaast is er veel ergernis over de scheve vermogensverdeling in Nederland. Wat te doen aan deze angst en ergernis? Als de robotisering doorzet, raken veel mensen hun baan kwijt. Op de weinige vacatures zullen veel reacties komen. En dus veel afwijzingen en frustraties. Veel mensen zullen een beroep doen op de WW, en komen niet meer aan het werk. Na een paar jaar zit een groot deel van de Nederlandse beroepsbevolking in de bijstand. Het is duidelijk dat de huidige instituties geen antwoord hebben op robotisering. De ‘winnaars’ van de robotisering zijn de eigenaars van robots en andere kapitaalgoederen. Daarnaast is er een grote groep verliezers, zonder baan. De inkomensongelijkheid wordt groter. Om dat te repareren moet het roer om. Een basisinkomen lijkt een kansrijk antwoord. Als het basisinkomen even hoog wordt als de huidige AOW en we alle andere uitkeringen afschaffen, zal dat het sociale vangnet veel eenvoudiger maken. En burgers inkomenszekerheid geven. Geen verplichte sollicitaties meer, en minder toezicht op uitkeringen. Dat zorgt voor een vrijere samenleving, met lagere overheidsuitgaven. Dat basisinkomen kost natuurlijk ook veel geld, en dat moet betaald worden. Waar halen we dat vandaan? Economische denktanks als OESO en IMF pleiten al jaren voor minder belasting op arbeid en meer belasting op onroerend goed en erfenissen. Je kunt beter ‘dood’ kapitaal belasten dan werken, daarmee schaad je de economie minder. Aan dit argument kan een ander recent inzicht worden toegevoegd. In veel samenlevingen zien we grofweg dat 1 procent van de bevolking 50 procent van het totale vermogen bezit. Vier Nederlandse wetenschappers hebben aangetoond dat deze grote vermogensongelijkheid grotendeels toe te schrijven is aan toeval. Bijvoorbeeld een erfenis, of een huis dat op het dieptepunt van de crisis is gekocht. Dus mag je stellen dat de mazzelaars zich onder de 1 procent superrijken bevinden, de rest moet het met minder doen. Wat is het dan aantrekkelijk om zo’n scheve (en goed beschouwd toevallige) verdeling te repareren door vermogen zwaarder te belasten. Robotisering is nog niet een wijdverspreid fenomeen, maar we kunnen er maar beter op voorbereid zijn. Een basisinkomen zorgt voor meer vrijheid en minder armoede. Hogere belasting op erfenissen zorgt voor financiering en minder onvrede.